Nieuws

René Coppens pleit voor meer samenwerking tussen VGC en Cocof




Het verheugt mij dat de samenwerking tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissies nog eens op de politieke agenda staat. Uitgerekend in de week waarin de Vlaamse minister voor Brussel, Sven Gatz, bekend heeft gemaakt dat de VGC en de Vlaamse Gemeenschap in de toekomst de krachten nog meer zullen bundelen en het beleid beter op elkaar zullen afstemmen. Beide administraties gaan elkaar op geregelde tijdstippen ontmoeten voor overleg en het delen van kennis en good practices, wat het Vlaamse Gemeenschapsbeleid in Brussel ontegensprekelijk ten goede zal komen. Samenwerking garandeert een hogere efficiëntie, snellere resultaten en meer output voor hetzelfde geld.

 

Brussel is vandaag de dag een kleine, kosmopolitische en meertalige wereldstad. Dat brengt onvermijdelijk uitdagingen, vraagstukken en opportuniteiten met zich mee. Het is dus aan de verschillende overheidsinstanties die bevoegd zijn voor Brussel om de handen in mekaar te slaan en elk vanuit hun eigen functie en invalshoek de Brusselaars dichter bij elkaar te brengen.

 

De beleidsnota ‘verbinden’ besteedt uitvoerig aandacht aan de samenwerking tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie inzake cultuur, jeugd en sport. Gemeenschappelijke projecten met de VGC, de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap, de COCOF en het Brussels gewest zorgen ervoor dat Nederlandstalige, Franstalige en anderstalige Brusselaars elkaar beter leren kennen en waarderen. Dergelijke kruisbestuiving werkt gemeenschapsvormend en dat is waar een grootstad als Brussel vandaag meer dan ooit nood aan heeft.

 

Een gemeenschappelijke cultuurcommunicatie is dan ook een belangrijke stap in de goede richting. Deelnemen aan elkaars vrijetijdsaanbod vergroot het bereik en de zichtbaarheid van de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissies en zal dus ook de kennis van het Nederlands bij anderstaligen verbeteren. Vandaag zijn de Franse en de Nederlandse taalgemeenschap in Brussel veel te weinig op de hoogte van elkaars vrijetijdsactiviteiten. Beide taalgemeenschappen leven vandaag nog te veel naast elkaar en zouden in de toekomst beter mét elkaar leven.

 

Ik interpelleerde in dat verband het bevoegde Collegelid nog over het volgende:

 

- Hoe zal de gemeenschappelijke cultuurcommunicatie er in de praktijk uitzien? Met welke partners heeft u hierover overleg gepleegd? Hoe staan de COCOF en de Franse Gemeenschap hier tegenover? Wat is de concrete timing verder?

- Hoe ver staat het met de plannen voor de oprichting van een overkoepelende, tweetalige, bicommunautaire Jeugdraad?

- Welke maatregelen zal het Collegelid nog nemen om de interesse van anderstaligen voor het Nederlandstalige vrijetijdsaanbod te verhogen?