Nieuws

Carla Dejonghe: ''We mogen gerust wat meer fier zijn op onze hoofdstad''




Op 18 januari organiseerde de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie traditiegetrouw haar nieuwjaarsreceptie. Voorzitter Carla Dejonghe riep in haar toespraak de 500 aanwezigen op om eens met wat afstand naar Brussel te kijken. Lees hier de integrale toespraak.

Geachte aanwezigen,

Van harte welkom op de nieuwjaarsreceptie van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Zowel de raadsleden als het personeel van de Raad wensen u het allerbeste voor 2018. We hopen dat het een fijn jaar wordt, vol vriendschap, liefde en geslaagde projecten.

Wees gerust, ik heb ingetekend voor 30 dagen zonder zagen...

Dames en heren,

Enkele weken geleden verklaarde Jean-Claude Juncker, voorzitter van de Europese Commissie, in de Vlaamse pers dat hij niet begreep waar de ‘zelfkwelling over Brussel’ vandaan kwam. Juncker zei en ik citeer…: “Brussel is een open stad, gericht op de wereld, niet op zijn eigen navel. Daar mag u fier op zijn. Ik betreur ten zeerste dat de Belgen de enigen in Europa zijn die niet trots zijn op hun land en op hun hoofdstad. Terwijl uw land uitblinkt in zoveel domeinen. Ik begrijp jullie neiging tot zelfkastijding niet.  Telkens er in Brussel iets gebeurt dat zorgen baart, wordt dat zwaar uitvergroot, alsof geen burger hier nog veilig zou zijn…”

Het is soms goed om met wat afstand naar Brussel te kijken. Jean-Claude Juncker deed dat. 

Niemand zal ontkennen dat de rellen in onze hoofdstad van november ontoelaatbaar waren. De mensen van Muntpunt bijvoorbeeld kunnen daar maar al te goed over getuigen… Opgeteld bij de gebeurtenissen rond de Samusocial hebben ze een erg negatief beeld van Brussel opgeleverd. Maar alle bagger en negatieve commentaren die onze hoofdstad en ons gewest alweer te slikken kregen in de uren en dagen na de rellen, waren ook ongezien. Er was soms heel weinig nuance in dit debat. Voor buitenstaanders leek Brussel zo misschien inderdaad heel even een ‘hellhole’.

Maar waarom ervaren de meesten van ons dat dan niet zo? Wij kennen Brussel nochtans in al haar facetten. We wonen en werken hier, we betalen hier belastingen, we zetten ons vuilnis hier buiten en we halen onze post hier binnen. We gaan hier winkelen, we gaan hier uit, we trouwen hier of juist niet… We wonen hier alleen of samen of soms met een hele hoop in één gebouw. We studeren hier en we laten onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen hier rondlopen. Zijn wij dan echt zo blind voor de Brusselse problemen? Ik denk het niet. Het werk van de Vlaamse Gemeenschapscommissie is het beste bewijs dat dat niet zo is.

Jaar na jaar levert de VGC inspanningen om Brusselse jongeren een mooie toekomst te geven. Een enorme groep mensen zet zich in om de Brusselaars meertalig te maken en om ze klaar te stomen voor een arbeidsmarkt die steeds veeleisender wordt. In 2018 zullen naast tal van kleinere schoolprojecten, ook de grotere projecten in Koekelberg en in de Schaarbeekse Gallaitstraat op kruissnelheid komen. De VGC investeert daarmee overduidelijk in de moeilijkere delen van Brussel. In delen van Brussel waar veel armoede heerst. En het doet dat ook op andere vlakken. Zo werden er ook in Kuregem en in Evere het afgelopen jaar nieuwe plaatsen gecreëerd in de kinderopvang. Want het begint daar natuurlijk, bij de allerkleinsten. 

Als we blind zouden zijn voor de problemen in ons gewest, waarom blijven we dan investeren in de gemeenschapscentra? Terwijl men rond Brussel prestigieuze culturele tempels met gigantische zalen optrekt, blijven wij hier in Brussel inzetten op zeer laagdrempelige socioculturele infrastructuur en projecten. We proberen Brusselaars van alle mogelijke leeftijden, sociale achtergronden en origines op die manier samen te brengen. Dat zijn misschien zaken die minder de aandacht trekken. Maar ze leggen wel een basis voor een Brussel, dat geen koude en kille stad is. En iedereen die hier een tijdje rondloopt en zijn oogkleppen afzet, beseft dat. 

Het is daarom ook soms vreemd om te zien hoe negatief er vaak door buitenstaanders naar Brussel wordt gekeken. Maar wat men op hetzelfde moment niet beseft, is net hoeveel impact die buitenstaanders zelf hebben op wat er gebeurt hier in Brussel. Voor ons onderwijs zijn ministers bevoegd die verkozen zijn door kiezers in West-Vlaanderen en in Luik. De mobiliteit naar en van Brussel hangt in grote mate af van ministers die verkozen zijn in de rand en in de provincie Namen. En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Als we de Brusselse uitdagingen en problemen dan ook degelijk en grondig aan willen pakken, moeten ook Vlaanderen en Wallonië geresponsabiliseerd worden. Rond het lot van onze hoofdstad, die ook hun hoofdstad is. Laat ons samenwerken. Of zoals de nieuwjaarskaart van KTA Emmanuel Hiel die ik ontving luidde: “Alleen kun je vooruit maar samen geraken we verder!”

In Brussel zelf zullen de gemeenteraadsverkiezingen van oktober de Nederlandstalige gemeenschap de mogelijkheid bieden om op lokaal vlak een impact te hebben. Sinds 2012 heeft elke Brusselse gemeente minstens één Nederlandstalige schepen of OCMW-voorzitter. Voor de hele Nederlandstalige gemeenschap in ons gewest is het van belang dat dat opnieuw zo zal zijn na de gemeenteraadsverkiezingen. Het is intussen al ettelijke keren aangetoond van welk vitaal belang het Nederlandstalig scholen- en cultureel aanbod is voor de toekomst van ons gewest. We moeten daar ook zeker lokaal verder op blijven werken. Want, rien n’est jamais acquis. 

In 2018 zullen we in Brussel ongetwijfeld ook het 40-jarig overlijden van Jacques Brel herdenken. Misschien vallen er uit zijn carrière wel parallellen te trekken met de situatie van nu. Toen Brel in de jaren ’50 zijn loopbaan begon in onze hoofdstad, deed hij dat met op de achtergrond een stad die helemaal openlag voor de bouw van de Noord-Zuidverbinding en de voorbereidingen van ‘den Expo’. Het was bovendien een Brussel dat kampte met de gevolgen van een recessie en een stevige economische crisis. Tijdens betogingen in het stadscentrum voor de Schoolstrijd en later tegen de Eenheidswet braken rellen uit. En tegen die achtergrond schreef Brel een nummer over een vroeger Brussel, het Brussel van zijn grootouders. En met zijn ‘C’était au temps ou Bruxelles Bruxellait’ keek hij met nostalgie naar het verleden van Brussel dat volgens hem oh la la en vrolijk was. En dat werd een nummer dat Brussel voor de eeuwigheid zou definiëren en een parel werd uit de muziekgeschiedenis.

Wel nu, het is niet onwaarschijnlijk dat wij in 2050 met evenveel nostalgie terugkijken op de jaren 2010 of zelfs op het afgelopen jaar 2017. Het jaar waarin een andere Brusselaar, Felix De Laet van Lost Frequencies tegen een gelijkaardige woelige achtergrond er als eerste Belg in slaagde om 1 miljard keer gestreamd te worden op Spotify. Hij zei daarover : “Liedjes die ik in mijn Brusselse slaapkamer heb gemaakt, werden duizenden kilometers verderop woord voor woord meegezongen.” Voor de perfect meertalige De Laet is Brussel in elk geval geen onvruchtbare “hellhole”, maar integendeel, een plek waar hij zijn creativiteit en talent zonder hindernissen kan laten groeien

En dat is en blijft het ook voor de meeste Brusselaars!