Nieuws

Tussenkomst vluchtelingendebat van Khadija Zamouri




Het valt niet te ontkennen dat Brussel, als hoofdstad van Europa, door de ongeziene vluchtelingenstroom voor zware uitdagingen komt te staan. 

Ook al is het de bedoeling om de opvang van de vluchtelingen te spreiden over verschillende landen, toch weten we dat veel migratiestromen via interne netwerken gebeuren. 

Een korte analyse van de wettige verblijfplaats voor erkende asielzoekers op 1 januari 2015 leert dat de vluchtelingen voor 50 % stonden ingeschreven in het Vlaams Gewest, bijna 36% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 14% in het Waals Gewest.

Waarom zou deze relatieve verdeling anders zijn in de huidige vluchtelingencrisis waar het absoluut aantal vluchtelingen uit Syrië nu vele malen hoger ligt dan op 1 januari van dit jaar.

Na erkenning staat het vluchtelingen vrij om zich in België te bewegen en is het vaak zo dat zij naar grote steden trekken, waaronder Brussel dus.  

We moeten ons dus voorbereiden op het feit dat vele vluchtelingen uiteindelijk hier zullen belanden. Nu kunnen we deze instroom op 2 manieren benaderen: als een bedreiging of als een opportuniteit. 

Als liberalen geven we de voorkeur aan een positieve benadering: ‘Optimism is a moral duty’. De vluchtelingencrisis zet onze Brusselse samenleving voor een grote uitdaging. We moeten hier niet krampachtig of defensief op reageren. We moeten de uitdaging om deze mensen op te vangen aangaan.


De toekomst van veel vluchtelingen hangt af van hoe wij hen ontvangen. Wij zijn mede verantwoordelijk voor hun toekomst. Zo zijn we ervan overtuigd dat werkervaringen een grote meerwaarde voor hen kunnen betekenen wanneer zij wensen naar hun land terug te keren. 

We mogen immers niet vergeten dat we hier niet met economische vluchtelingen te maken hebben, maar met – dikwijls getraumatiseerde - oorlogsvluchtelingen. 

Velen onder hen hadden een opleiding, een eigen woning, een gezin te onderhouden en een goede job. Een vlotte integratie is daarom belangrijk om een snelle toeleiding naar werk te bereiken zodat hun zelfredzaamheid hier verhoogt en zij hun trots kunnen behouden.


We mogen bovendien ook niet blind zijn voor het feit dat veel vluchtelingen misschien wel willen blijven, hetzij om hier te studeren of om verder een carrière uit te bouwen. Nu meer dan ooit is een goed gevoerd inburgeringsbeleid belangrijk zodat zij snel hun weg kunnen vinden in onze samenleving én ook kennis van onze landstalen kunnen verwerven. 

In het regeerakkoord engageerde de Brusselse regering zich trouwens om een verplichte inburgering in te voeren. 

Omwille van de Brusselse realiteit is het noodzakelijk om een inburgeringstraject met alle betrokken entiteiten uit te werken, dus ook met de Vlaamse Gemeenschap. 

Langs Nederlandstalige kant kennen we het Brussels Onthaalbureau (BON) waar reeds heel wat expertise werd opgebouwd rond het onthaal van nieuwkomers. Ook langs Franstalige kant heeft men ondertussen niet stilgezeten. In juni stelden de gemeenten Schaarbeek en St.-J.-Molenbeek hun kandidatuur voor het openen van een zgn. ‘bureau d’accueil des primo-arrivants (BAPA)’, die als pilootprojecten fungeren. De BAPA’s zouden het onthaal, de oriëntatie en de begeleiding van nieuwkomers verzorgen. Dergelijke initiatieven kunnen we alleen maar toejuichen. 

Het is goed dat de twee grote gemeenschappen hier al hun verantwoordelijkheid willen opnemen.

Om versnippering tegen te gaan is de GGC het enige beleidsniveau om een traject voor nieuwkomers te verplichten en de efficiëntie ervan te verzekeren. Daarom hadden we in het verleden reeds een voorstel van ordonnantie rond inburgering ingediend, en ook nu willen we ons constructief opstellen zodat we het onthaal van vele oorlogsvluchtelingen kunnen veilig stellen.