Nieuws

René Coppens pleit voor een coherent prostitutiebeleid in Brussel




Het Brussels Observatorium voor Preventie en Veiligheid heeft in 2014 onderzoek verricht naar de uitingen van prostitutie in het Brussels Gewest, de maatschappelijke impact ervan en de manier waarop de verschillende overheden met het fenomeen omgaan. De studie gaf aanleiding tot een pittig debat in het Brussels Parlement. (Foto: De Morgen)

Ik trap maar meteen een open deur in: prostitutie is van alle tijden en is eigen aan elke grootstad. De problematiek inzake welzijn, gezondheidszorg en veiligheid die zij met zich meebrengt, is niet te onderschatten. Hoe de overheid zich daartegenover moet positioneren, is een vraag die we niet langer voor ons kunnen uitschuiven.

De wetgeving omtrent prostitutie is ambigu. Prostitutie op zich is niet strafbaar, maar activiteiten die ermee gepaard gaan, zijn dat wel. In de praktijk geldt echter vaak een gedoogbeleid. Er wordt enkel overgegaan tot vervolging wanneer er sprake is van uitbuiting. 

In opdracht van de Brusselse Interministeriële Conferentie Sociaal-Gezondheid heeft het Brussels Observatorium voor Preventie en Veiligheid in 2014 onderzoek verricht naar de uitingen van prostitutie in het Brussels Gewest, de maatschappelijke impact ervan en de manier waarop de verschillende overheden met het fenomeen omgaan. Bijzondere aandacht ging uit naar overlast, criminaliteit en het welzijn en de veiligheid van de prostitué(e)s.

De studie focust hoofdzakelijk op zichtbare vormen van sekswerk zoals straat- en raamprostitutie. De onderzoekers verantwoorden deze keuze omwille van methodologische redenen en het maatschappelijk belang. Nochtans blijkt uit cijfergegevens van 2006 dat van de 4.000 tot 5.000 mensen die actief zijn in de prostitutie in het Brussels Gewest de overgrote meerderheid in het verborgene werkt via onder andere escortservice en parenclubs. Hoewel de directe invloed van zichtbare vormen van sekswerk op het openbare leven zeker niet te onderschatten is, betreur ik wel dat de onderzoekers de private prostitutie naast zich neer hebben gelegd. Bij private prostitutie is er weliswaar minder overlast voor de buurt, maar het biedt geen garantie voor de veiligheid en het welzijn van de prostitué(e). Het is mijns inziens een gemiste kans om alle vormen van prostitutie in het Brusselse duidelijk in kaart te brengen, desnoods enkel kwalitatief.

Uit de studie blijkt duidelijk dat prostitutie in de publieke ruimte overlast genereert op het vlak van mobiliteit, geluidshinder en gevoel van onveiligheid. Daarom vroeg ik aan de minister-president wat kan het Gewest nu al kan doen om, in afwachting van structurele maatregelen, het hoofd te bieden aan dergelijke vormen van overlast. 

Om de criminele activiteiten gerelateerd aan het prostitutiemilieu aan te pakken, is samenwerking vereist. Het lokale beleid omtrent prostitutie verschilt immers danig van gemeente tot gemeente. Bovendien is de problematiek vaak letterlijk grensoverschrijdend. Ik illustreer dit graag met het voorbeeld van de Koning Albert II-laan. Deze straat, die bekend staat om een hoge concentratie van straatprostitué(e)s, ligt zowel op het grondgebied van de stad Brussel als van de gemeenten Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek. De ene politiezone zet zich in voor de bewaking van de openbare orde terwijl de andere zich bezighoudt met het opsporen van trafieken van mensenhandelaars. Hierdoor bestaat het gevaar dat beide politiediensten elkaars werk onbewust gaan bemoeilijken. Dat drie lokale autoriteiten bevoegd zijn voor de criminele activiteiten die zich in één straat afspelen, is een totaal onhoudbare en uitzichtloze situatie.

Essentieel in dit verhaal is een gemeenschappelijke beleidsvisie. Het is dan ook jammer dat het huidige regeerakkoord van het Brussels Gewest hier met geen woord over rept. De studie van het Brussels Observatorium voor Preventie en Veiligheid oppert klaar en duidelijk dat een lokale aanpak van de problematiek geen structurele oplossingen biedt. Het Observatorium pleit daarentegen enerzijds voor meer coördinatie op het niveau van het Gewest en anderzijds voor meer overleg tussen de lokale overheden onderling.

Voorts roep ik de beleidsmakers op lokaal en regionaal niveau graag op om in een uniform en coherent prostitutiebeleid voldoende oog te hebben voor zowel het maatschappelijke welzijn en de openbare orde als voor de rol die de drie andere actoren in dit verhaal spelen: de prostitué(e), de exploitant en de klant.