Nieuws

Lobbyen is (g)een vuil woord




Carla Dejonghe en Khadija Zamouri zijn Brusselse parlementsleden voor Open Vld Brussel.


Brussel – De Uber-files maakten van lobbyen weer een “hot topic”. In het  Brussels Parlement komt een speciale commissie bijeen om na te gaan wat er nu juist of fout liep. In het geval van lobbyen betekent 'juist' dat de politici er op een maatschappelijk verantwoorde manier mee omgaan. Lobbyen is immers niet hetzelfde als corruptie.

 

Met het World Economic Forum in Davos in volle gang ligt de hoofdstad van het informele gesprek dezer dagen eens niet in ons land. De hoogmis van het lobbywerk zorgt ook nu weer voor een stroom aan berichten over allerhande complottheorieën en zogenaamde schimmige deals. Te vaak wordt dan gezegd: "Grote bedrijven die politici aanspreken zijn vuile lobbyisten, het zijn slechteriken." De burgers en ngo’s daarentegen die naar politici stappen, zijn het brave middenveld en bedoelen het goed. Het is simpel om een zondebok te vinden en om iets op te blazen. Niets is zwart-wit en zulke benaderingen moeten we vermijden. Een lobbyist is in essentie iemand die zijn belangen verdedigt, zijn bezorgdheden uit en eventueel duidt hoe die kunnen worden geadresseerd.

 

Het is dus een breed gegeven dat door allerhande actoren ingevuld wordt. Zo zijn er de vakbonden die opkomen voor de werknemers, de werkgevers die strijden voor het belang van hun onderneming, verenigingen die zich uitspreken over allerhande problemen (van mensenrechten tot sport), de onafhankelijke experts of ambtenaren die input leveren… tot de individuele burger die van zich laat horen. Allemaal kunnen ze de beleidsmakers, het brede publiek of specifiek de ministers aanspreken, beïnvloeden en dus verweten worden van ‘lobbyist’ te zijn. Daar is eigenlijk niets mis mee. Integendeel, het is een integraal onderdeel van de democratische werking.

 

Verschillende invalshoeken

Zo brengen de verschillende actoren hun expertise en invalshoek naar voren, ze “lobbyen”. Dat is ook nodig om een sluitende wet te creëren die rekening houdt met alle aspecten. Er is niet één actor die de waarheid in pacht heeft en het is gemakkelijk om zelf iets over het hoofd te zien. Dat is waarom we als liberale partij grote voorstander van checks en balances zijn.
 

We horen constant dat er een democratisch deficit is, dat politici ‘te ver van de burger afstaan’. Lobbyisten vervullen mee die rol om dat tegen te gaan, om problemen onder aandacht te brengen en kennis aan te leveren. Hetzelfde wordt trouwens gedaan bij burgerpanels: experts en vertegenwoordigers doen hun uitleg aan de burger.

 

Parlementsleden en zelfs ministers zijn geen experts in elk domein, toch moeten ze vaak wetten maken over heel specifieke elementen van verschillende sectoren. Het is dan onmogelijk om goed werk te leveren zonder input van mensen die op het terrein werken, zonder oog voor de gevolgen en vereisten. Daarom dat we in Brussel de ‘gewone’ burger steeds meer betrekken. Het is de reden waarom we gedurende ons hele mandaat constructieve en duurzame relaties proberen op te bouwen met belangengroepen en individuen.

 

Volksvertegenwoordiger als gatekeeper

Als volksvertegenwoordiger vertegenwoordigen we het volk. Dat is zowel de Brusselaar die ons een mail stuurt met bezorgdheden over asbest, als de bedrijfsleider die ons aanspreekt en zich zorgen maakt over werkgelegenheid. Maar uiteindelijk beslissen wij wat we er mee doen. Net dat is essentieel aan een representatieve democratie.
 

Al die informatie en diffuse opinies komen binnen en het is aan de volksvertegenwoordigers om deze, samen, te verwerken. Zo blijft er maximaal plaats voor dialoog, uitwisseling en aanpassing. “Lobbyen mag nooit resulteren in één persoon, bedrijf of vereniging die de wettekst voorschrijft”, zei Sven Gatz, Brussels minister voor Financiën en Begroting, onlangs nog tegen ons. Het blijven de politici die afwegen en beslissen.

 

Een ander uitgangspunt

Lobbyen is een normale zaak in een gezonde democratie. Dat mag niet ontaarden in corruptie, waar ook wetten voor bestaan. Meer transparantie omtrent lobbyen en meer mogelijkheden voor iedereen om input te geven kunnen positief zijn. Praten én luisteren is vrij en moet ook vrij blijven.

 

Aan de collega’s die dit voorval aangrijpen om de moraalridder te spelen, zeggen we dan ook: “Hou hiermee op”. Beïnvloeding komt in vele maten en vormen. Vaak is het lobby én tegen-lobby, ook in het taxi-verhaal. Deze speciale commissie is er niet om schuldigen te zoeken, dat is de taak van het gerecht. Ze vindt haar meerwaarde in het objectiveren van lobbypraktijken. Het uitgangspunt moet daarbij zijn dat we aanbevelingen kunnen doen om ons democratisch proces te verbeteren.


Carla Dejonghe & Khadija Zamouri