Nieuws

René Coppens & Stefan Cornelis stellen discussienota over naamsverandering VGC voor




De discussienota die vandaag wordt besproken, draagt de weloverwogen naam ‘Onderzoek naar de opportuniteit van een mogelijke naamswijziging van de Vlaamse Gemeenschapscommissie’ en is van de hand van collega’s Cornelis, Roex, Van Damme en uw dienaar.

 

Ze werd op 14 oktober van dit jaar neergelegd bij de Griffie van de Raad, niet toevallig tijdens de allereerste Week van het Nederlands. De Week van het Nederlands wordt georganiseerd door de taalunie met de bedoeling het culturele, sociale en economische belang van het Nederlands in de verf te zetten. Van een gunstige timing gesproken… Onze bijdrage aan dit initiatief is het document dat vandaag op tafel ligt.

 

De aanleiding voor het opstellen van de discussienota is het VGC-bestuursakkoord ‘Goesting in Brussel 2014-2019’ (waarin het belang van de Nederlandse taal in een meertalige omgeving als Brussel ondubbelzinnig wordt geaccentueerd en beleidsmatig wordt bestendigd) en de invoering van het vernieuwde N-logo ten behoeve van alle Vlaamse en Nederlandstalige initiatieven en instellingen in Brussel. Dat N-logo werd in het voorjaar van 2015 met veel trots voorgesteld door het VGC-College en Vlaams minister bevoegd voor Brussel, Sven Gatz. De ‘N’ staat al jaar en dag garant voor een hoogkwalitatieve dienstverlening in het Nederlands. Op dat élan willen we dan ook graag verdergaan door nog meer in te zetten op de ‘N’ van ‘Nederlands’ of ‘Nederlandstalig’ en de VGC in die geest dan ook om te dopen tot NGC. In de eerste plaats een kwestie van uniformiteit.


Vooraleer ik inga op de concrete inhoud van de discussienota, houd ik eraan te vermelden dat dit niet de eerste keer is dat een voorstel tot naamswijziging van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt gelanceerd. Een korte historiek:

Als mijn geheugen mij niet in de steek laat, werd een naamswijziging van VGC naar NGC voor het eerst publiekelijk geopperd door gewezen VGC-raadslid Paul De Ridder van N-VA, op 16 juli 2009. Hij pleitte in het kader van de bespreking van het Regeerakkoord 2009-2014 voor het gebruik van ‘Nederlandse Gemeenschapscommissie’ in plaats van ‘Vlaamse Gemeenschapscommissie’. “Enkel op die manier kunnen wij in Europa onze Nederlandse taal en cultuur ten volle laten waarderen en renderen”, aldus onze voormalige collega. In juni 2013 stelde het Willemsfonds, de oudste nog bestaande socio-culturele vereniging in Brussel, voor om de Vlaamse Gemeenschapscommissie om te dopen tot ‘Nederlandstalige Gemeenschapscommissie’. En ook de heer Bruno De Lille, huidig VGC-raadslid voor Groen, was enkele maanden geleden dezelfde mening toegedaan.

 

Deze voorstellen werden tot op heden echter nauwelijks geconcretiseerd en bijgevolg nooit op de politieke agenda geplaatst. Daar hebben we nu dus met een officieel ingediend stuk verandering in gebracht. Het is de eerste keer dat dit voorstel tot naamswijziging onderwerp uitmaakt van een discussienota en als dusdanig leidt tot een inhoudelijke en gefundeerde gedachtewisseling in de schoot van de Raad. Het debat is geopend.


Het argumentarium van de nota die hier vandaag ter discussie staat, is opgebouwd op basis van drie peilers:

1) de ontstaansgeschiedenis van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
2) de socio-demografische en sociolinguïstische realiteit van het BHG;
3) het missionstatement van de VGC. Waar staat de VGC voor? Wat wil ze bereiken?

Deze drie peilers staan voor verleden, heden en toekomst.

 

Beginnen doe ik bij het begin, het ontstaan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Dat komt uitvoerig aan bod in de discussienota, hic et nunc vat ik kort samen.

 

Dat het Nederlands in Brussel de plek heeft verworven die ze vandaag bekleedt, hebben we in de eerste plaats te danken aan het 19e-eeuwse cultuurflamingantisme. Het was de Vlaamse beweging met zijn illustere Vlaamse cultuurminnaars die in een overwegend Franstalige hoofdstad opkwam voor de belangen van de Nederlandstaligen, hun culturele ontvoogding en de politieke erkenning van het Nederlands als officiële bestuurstaal. Hun drijfveer was zonder meer de liefde voor de Nederlandse taal. De Vlaamse beweging voerde een taalstrijd met als inzet het behoud en de herwaardering van het Nederlands in Brussel. Niet zonder resultaat. Sinds de vaststelling van de taalgrens in 1962 is Brussel-Hoofdstad officieel tweetalig gebied.

 

In de jaren 1960 en ’70 werd de taalstrijd in Brussel op het scherpst van de snede gevoerd. Om de toenemende verfransing een halt toe te roepen, verenigden Vlaamse Brusselaars (of Brusselse Vlamingen) zich in een alliantie van Nederlandstaligen en ijverden zij voor de totstandkoming van eigen verenigingen. Daar is na verloop van tijd een breed vertakt netwerk van organisaties uit ontstaan die we in dit Huis zeer genegen zijn, gaande van bibliotheken en gemeenschapscentra, over scholen en jeugdhuizen tot dienstencentra en welzijnsinstellingen. Deze instellingen stonden (en staan nog steeds) in functie van de sociale en culturele ontplooiing van de Nederlandstalige Brusselaars en iedereen die er zich bij wenst aan te sluiten.

 

Het ontstaan van de Brusselse politieke instellingen waar we op dit ogenblik zelf ook deel van uitmaken, gaat terug op de eerste fase van de federalisering van België, in de jaren 1970. De Brusselse Agglomeratie werd in het leven geroepen en wat we vandaag kennen als de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie, werd door het toenmalige artikel 108ter van de Belgische Grondwet opgericht als respectievelijk de ‘Nederlandse commissie voor de cultuur’ (NCC), de ‘Commission française de la culture’ (CFC) en de ‘verenigde commissies’. De leden van de NCC en de CFC werden gekozen door respectievelijk de Nederlandse en de Franse taalgroep van de Brusselse Agglomeratieraad.

 

De benaming van de NCC en de CFC verwees expliciet naar de taalgroepen die ze in de commissies vertegenwoordigden. De NCC was een forum waar Nederlandstaligen met elkaar in dialoog traden over onderwijs en culturele aangelegenheden en eendrachtig konden opkomen voor de belangen van hun eigen cultuurgemeenschap. Het is pas sedert de staatshervorming van 1988-1989 dat we spreken over ‘Vlaamse Gemeenschapscommissie’.


Maar ook het Vlaams Parlement heette ooit anders. In 1971 werd de assemblee boven de doopvont gehouden als ‘Cultuurraad voor de Nederlandse cultuurgemeenschap’, opnieuw een verwijzing naar de gemeenschappelijke taal van de gemeenschap die door de raadsleden wordt vertegenwoordigd.

 

Het tweede hoofdstuk van de discussienota betreft de socio-demografische en sociolinguïstische realiteit van Brussel.


Brussel is - op Luxemburg na – de meest kosmopolitische hoofdstad van de Europese Unie. Iets meer dan 30% van onze inwoners hebben een niet-Belgische nationaliteit. Het lijdt geen twijfel dat de bevolkingsgroei en de toenemende internationalisering zich in de toekomst gestaag zullen verderzetten. Brussel is de wereld in het klein: heterogeen en multicultureel. Een lappendeken van nationaliteiten en achtergronden. De vraag die zich dan onvermijdelijk opdringt, is hoe we daar het best mee omgaan. Wat zijn de uitdagingen waar we voor staan en wat zijn de opportuniteiten en kansen die deze sociodemografische ontwikkelingen met zich meebrengen? Het zijn probleemstellingen waar deze discussienota geen eenduidige antwoorden op biedt, maar die we wel voortdurend in ons achterhoofd hielden tijdens het schrijfproces.


Onderzoek heeft uitgewezen dat, hoewel binnen onze kosmopolitische Brusselse gemeenschap dagelijks ruim honderd verschillende talen worden gesproken, het Nederlands niettemin steeds meer aan belang wint. Professor Rudi Janssens, socioloog van de VUB-onderzoeksgroep BRIO, heeft in functie van zijn derde en jongste taalbarometer in 2013 kunnen vaststellen dat steeds meer Brusselaars Nederlandskundig zijn en gebruikmaken van de Nederlandstalige voorzieningen.


Ook zij die de taal niet van huis uit hebben meegekregen, zijn steeds vaker vertrouwd met het Nederlands. Dat zijn hoopgevende signalen die ons optimistisch mogen stemmen. Dergelijke indicatoren wijzen ontegensprekelijk op een samenleving in volle verandering.

 

De pure verfransing van Brussel, die zich vanaf de jaren 1880 tot diep in de twintigste eeuw manifesteerde, heeft plaatsgemaakt voor een meertaligheid waarbinnen het Nederlands zich een rechtmatige plaats heeft toebedeeld. Het Nederlands is nu ook daar waar men het jaren geleden niet zou verwacht hebben: bij ‘oorspronkelijk’ Franstalige Brusselaars, bij ‘nieuwe’ Brusselaars en bij meertalig opgegroeide inwoners die hun taal aanpassen naargelang van de context.

 

Wanneer Janssens’ respondenten bevraagd werden over identiteit, bleek overigens dat zij zich eerder ‘Nederlandstalig’ dan ‘Vlaming’ voelen. Rudi Janssens verklaart dat fenomeen als volgt: “Het is voor diegenen die van huis uit ook andere talen spreken makkelijker zich met het Nederlands als taal te identificeren dan met het Vlaamse aspect waar geboorteplaats en cultuur meer discriminerend werken.” Einde citaat.

 

De term ‘Nederlandstalige’ (iemand die het Nederlands gebruikt) dekt immers een veel neutralere lading dan de term ‘Vlaming’ (iemand uit Vlaanderen), waardoor meer mensen zich in de heterogene en multiculturele Brusselse context zich eerder aangesproken voelen tot het eerste dan tot het tweede.


Het Nederlands is een succesverhaal in Brussel. Nergens ter wereld zijn er zoveel anderstaligen die bereid zijn om Nederlands te leren en daar ook met brio in slagen. Vanuit onze Gemeenschapscommissie duidelijk de nadruk leggen op het belang van het Nederlands, en dat via de naam van onze Gemeenschapscommissie ook formaliseren, kan de sociale cohesie in Brussel waarborgen en zelfs verbeteren en zal onze taal beschermen tegen verdringing. Alleen zo kunnen we ervoor zorgen dat Brusselaars, waar ze ook vandaan komen, ongecomplexeerd Nederlands spreken, daar ook trots op zijn en het behoud van het Nederlands daardoor ook zelf verzekeren.

 

Dan kom ik tot het missionstatement van de VGC.


Deze discussienota stelt zich de vraag of de benaming van onze instelling, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, gezien de socio-demografische en sociolinguïstische ontwikkelingen van de laatste jaren in Brussel nog wel weergeeft waar ze voor staat en nog representatief is voor diegenen wiens belangen dit instituut verdedigt.

 

De VGC richt zich immers tot alle Brusselaars en dus niet alleen tot de Vlamingen onder hen. Onze instelling, die intrinsiek Nederlandstalig is, staat open voor iedereen die gebruikmaakt van de Nederlandstalige VGC-voorzieningen, geïnteresseerd is in haar Nederlandstalige aanbod en aansluiting zoekt bij de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel.

 

Rekening houdend met de resultaten van de recente taalbarometers, willen we met dit voorstel dan ook duidelijk maken dat onze Gemeenschapscommissie in een kosmopolitische grootstad als Brussel niet alleen de spreekbuis en dienstverlener is van de Vlamingen, maar ook van élke Nederlandstalige en van iedere Brusselaar die gebruikmaakt van het Nederlandstalige voorzieningen in Brussel of met het Nederlands in aanraking komt.

 

Naast het klassieke Vlaamse/Nederlandstalige publiek zijn dat vandaag onder meer de kinderen uit taalgemengde gezinnen en de anderstalige kinderen in de Nederlandstalige scholen, de nieuwkomers (ook de vluchtelingen) die een Nederlandstalig inburgeringstraject volgen, de ouderen die we bereiken met de dienstencentra en de Brusselse jeugd die we via onze sport- en jeugdwerking aanspreken. U merkt dat de VGC, door middel van de verschillende bevoegdheden die ze als inrichtende macht uitoefent, op die manier toch ook wezenlijk kan bijdragen aan integratie, inburgering en gemeenschapsvorming.

 

Ik beklemtoon nadrukkelijk dat dit voorstel dus niet is gericht tegen Vlaanderen of de Vlamingen in Brussel. Het enige wat we met dit voorstel willen realiseren, is het bereik van onze instellingen en diensten vergroten: meer Brusselaars aanspreken. De Vlamingen in Brussel maken onlosmakelijk deel uit van de grotere groep Nederlandskundigen in Brussel. Door meer te focussen op het Nederlands, betrekken we daar automatisch de Vlamingen bij, maar ook vele andere Brusselaars die zich niet noodzakelijk ‘Vlaming’ voelen. Een verhaal van inclusie, met andere woorden. Wat dus verschilt met vroeger is dat ook mensen die zich geen Vlamingen voelen, deel uitmaken van de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel. Dit voorstel ligt overigens in het verlengde van de Brusselnorm, waarmee de Vlaamse Gemeenschap 1/3 van de Brusselaars wil bereiken.

 

Deze discussienota lanceert het debat over de opportuniteit van een mogelijke naamsverandering. De titel: ‘Onderzoek naar de opportuniteit van een mogelijke naamswijziging’ wijst erop dat we allerminst uitgaan van ons eigen gelijk. We pleiten voor een constructieve dialoog. En of de VGC moet omgedoopt worden tot ‘Nederlandse Gemeenschapscommissie’, ‘Nederlandstalige Gemeenschapscommissie’ dan wel ‘Nederlandstalige Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’, is ook voer voor discussie, maar is niet essentieel.

 

Eindigen doe ik door nogmaals te onderstrepen dat een naamsverandering de bekendheid en zichtbaarheid van onze Gemeenschapscommissie substantieel zal vergroten en ook haar dienstverlening meer ruchtbaarheid zou moeten geven. De nieuwe benaming van de VGC zal voor een coherent geheel zorgen dat de herkenbaarheid en aantrekkelijkheid van de Nederlandstalige diensten en voorzieningen danig zal vergroten en de permanente Vlaamse en Nederlandstalige aanwezigheid zal bestendigen.

 

Zowel de voorgeschiedenis van de VGC, de socio-demografische ontwikkelingen die zich de laatste jaren hebben voorgedaan in Brussel als de missie en filosofie die de VGC in haar beleid steeds vooropstelt, leveren volgens onze fractie voldoende adequate argumenten om dit voorstel tot naamswijziging op zijn minst in overweging te nemen en hopelijk ook Raadsbreed te ondersteunen. Ik dank u.


René Coppens