Les news

Willen we Brussel bashen of Brussel bouwen?




Hieronder vindt u de tussenkomst van Stefan Cornelis en Khadija Zamouri (Open Vld) op de Brusselse algemene beleidsverklaring.



Stefan Cornelis:


Beste collega’s, 


De minister-president zegt over de daling van de werkloosheid in Brussel, “de cijfers zijn er, en als het nodig is dat ik ze herhaal en herhaal en nog eens herhaal zodat men stopt om ons beleid in vraag te stellen, dan doe ik dat graag”.


Dat is de spirit.


Er is de voorbije jaren immers een politieke discipline ontstaan: brussel bashen. In Brussel gaat alles slecht, draait alles vierkant. De Brusselaars trappen daar niet in.


Deze beleidsverklaring, die in vele opzichten een evaluatie is van het gevoerde beleid, is helder: tussen Brussel bashen of Brussel bouwen hebben we gekozen voor het opbouwen van deze stad. Zonder grote ideologische beschouwingen hebben we stedelijke uitdagingen aangepakt, één voor één, met een realistisch beleid, met compromissen en vooral met resultaten. 


Ik begin waar u gisteren geëindigd bent, mijnheer de minister-president. De fiscale hervorming had tot doel werken en wonen in de stad te belonen. Een stadskorting voor wie hier werkt en woont. De afschaffing van de forfaitaire gezinsbelasting, de afschaffing van de agglomeratiebelasting, de verlaging van de gewestelijke opcentiemen op de personenbelasting, het neutraliseren van de eigen woning via de Be Home-premie …  De Tijd kopte dat Brussel de laagste belastingen van het land heeft. Als enige gewest hebben we onze autonomie gebruikt. We hebben dat slim gedaan. We hebben de gemiddelde werkende Brusselaar een stadskorting gegeven. Of zoals VUB expert fiscaliteit Michel Maus het samenvatte: “Tot spijt van wie het benijdt, maar Brussel heeft het meest moderne stelsel gewestbelastingen”.


De voorbije jaren hebben we gezien hoe de verschillende gemeenten dit beleid zijn gaan versterken door een gelijkaardige hervorming lokaal door te voeren. Een gemeente heeft zelfs ook de Be Home-premie versterkt, en er zullen er wellicht volgen. Over meerderheden heen hebben we alvast op dit vlak de complementariteit tussen gewestelijk en lokaal niveau ervaren. Deze weg van lokaal-regionale samenwerking moet verder bewandeld worden.


Waarom is deze hervorming zo belangrijk in onze ogen? Wel, ik link het aan de daling van de werkloosheid en jeugdwerkloosheid. Brussel heeft geleidelijk aan haar inspanningen om de bevolking te activeren opgevoerd. De tijd dat we hier stonden te roepen dat toen nog de BGDA niet samenwerkte met VDAB en RVA met betrekking tot activering en dat al het geld enkel en alleen naar gesubsidieerde contracten ging, ligt ver, zeer ver achter ons. Brussel heeft ondertussen het meest efficiënte activeringsbeleid van het land. Maar we kunnen er niet omheen dat wie van een uitkering naar een job gaat vaak ook verhuist naar de rand en verder. We noemden dit de stadsval in de werkloosheid. Met de zesde staatshervorming hebben we alvast bekomen dat er een gedeeltelijke compensatie is gekomen voor de misgelopen fiscale inkomsten van de pendelaars. Met onze eigen fiscale hervorming willen we in eerste instantie meer Brusselaars die van een uitkering naar een job gaan een bijkomende reden geven om in Brussel te blijven.


En passant heb ik dus al het activeringsbeleid van de regering gesalueerd. Dit beleid legt steeds meer de nadruk, en met succes, op de complementariteit met de opleiding, het permanent leren, de innovatieve sectoren, het ondernemersklimaat, …  Het zijn immers bedrijven die finaal jobs creëren.


Maar die bedrijven hebben nood aan goed opgeleide werknemers, en dat zal in de toekomst nog meer het geval zijn. Het doet me pijn aan het hart dat het onderwijs er nog steeds niet in slaagt om onze jongeren de juiste vaardigheden mee te geven om het te maken op de arbeidsmarkt. We kunnen dan met het gewest wel miljoenen spenderen aan de opleiding van werklozen – en elke euro die daarin wordt geïnvesteerd is goed besteed. Maar als de instroom op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs niet beantwoordt aan de noden van de bedrijven, dan blijven we dweilen met de kraan open. Ik wil de Gemeenschappen oproepen om daar hun verantwoordelijkheid te nemen, en de partijen die vertegenwoordigd zijn in de gemeenschapsregeringen en –parlementen oproepen om daar luid en duidelijk de belangen van de Brusselse jeugd te verdedigen. Laat hen niet in de steek door hen zonder wapens het slagveld op te sturen maar zorg ervoor dat ze goed uitgerust zijn voor de arbeidsmarkt van de toekomst! De Gemeenschappen hebben hier een historische verantwoordelijkheid die ze niet mogen afschuiven op het Brussels Gewest.


Het centrale motto van de politiek wordt binnenkort niet langer ‘jobs, jobs, jobs’ maar ‘opleiding, opleiding, opleiding’!


Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om toch even te wijzen op één element dat ons dwarszit. Mijn collega’s Khadija Zamouri en Carla Dejonghe hebben hier ook al vragen over gesteld. Toerisme is waanzinnig belangrijk voor Brussel. Het is ook een bron van niet delocaliseerbare laaggeschoolde jobs, die met een korte training heel wat Brusselaars aan de slag kunnen helpen. Culturele infrastructuur is essentieel voor toerisme. In een stad is cultureel aanbod ook economische infrastructuur. Het doet pijn om jaar na jaar te zien hoe federale culturele instellingen verloederen, of zeer traag gerenoveerd worden. Elke dag dat het Chinees paviljoen en Japanse toren ontoegankelijk zijn, verliezen we enkele toeristenbussen, overnachtingen, restaurantbezoeken, verliezen we jobs voor Brusselaars. We moeten er bij de federale regering op aandringen om hier werk van te maken. Snel. 


Ik kom nu terug naar mijn verhaal: we hebben een fiscale hervorming die er hopelijk mee voor zorgt dat wie een job vindt ook de keuze maakt om langer in Brussel te blijven. Het zou alvast positief zijn voor de sociale cohesie in onze stad.


Centen alleen volstaan niet om mensen te overtuigen. Daarom maken we werk van de stedelijke levenskwaliteit: de mobiliteit, de veiligheid, de netheid, de scholen, de parken, het cultureel aanbod, de dienstverlening, de sociale voorzieningen, … de lijst is lang. Khadija zal mij alvast aanvullen qua huisvestingsbeleid en qua sociaal beleid en de zeer grote sociale uitdagingen in onze stad.


Graag wil ik de minister-president aanvullen wat betreft mobiliteit: het is voor onze fractie een grote ontgoocheling dat de Metropolitane Gemeenschap niet wordt uitgewerkt zoals afgesproken. Brussel bashen en tegelijk de noodzakelijke samenwerking uitstellen is onbegrijpelijk. Zeker op het vlak van mobiliteit. Dit debat moet uit het communautair vaarwater getrokken worden: we moeten pragmatisch de mobiliteit aanpakken binnen de hele Metropolitane zone Brussel/Brabant. 


Maar waar ik de minister-president wil aanvullen is dat we ook binnen Brussel zelf pragmatisch moeten zijn: we hebben de afgelopen jaren veel, heel veel geïnvesteerd in ons openbaar vervoer en we zijn bezig met een immense investering in Metro Noord. De bijkomende metro moet de ruggengraat van ons openbaar vervoer versterken en het aantal combinaties verhogen, combinaties met wagen, fiets, tram , bus … Zo kunnen we het gebruik van de wagen terugdringen in de stad. Ik maak me zorgen als ik zie hoe sommigen, die nochtans het openbaar vervoer genegen zijn, de metro uitspelen tegen de tram. Ik hoop dat iedereen het hoofd koel houdt en de lange-termijndoelstelling, (de auto terugdringen en de stad leefbaarder maken), voor ogen houdt en deze grote investeringen in de metro aanvullend op tram en bus niet tegenhouden.


De kiezer heeft zondag opnieuw duidelijk zijn bezorgdheid uitgesproken over de luchtkwaliteit in onze stad. Het is een bezorgdheid die we delen, laat dat duidelijk zijn. Maar de burger heeft die bezorgdheid zondag hoger op de agenda gezet. We mogen dat signaal niet negeren, en moeten het thema dus ook bovenaan onze agenda zetten. De hervorming van de verkeersfiscaliteit die op dit moment voorbereid wordt, zal daarin een belangrijke stap zijn. Daarom roep ik de oppositie op om constructief mee te werken aan de hervorming van de verkeersfiscaliteit en het rapport van de specialisten in deze te onderschrijven.


Tot slot feliciteer ik de regering met de oprichting van Brussel Preventie en Veiligheid. De onveiligheid is gedaald in alle steden in België en in Brussel nog iets sterker. Dat is niet gemakkelijk om te stellen, dat begrijp ik. Het is een bijzonder gevoelig probleem en dit zeggen kan slachtoffers van geweld de indruk geven dat het niet zo erg is. Onveiligheid en criminaliteit kunnen nooit gerelativeerd worden, ook al tonen statistieken een verbetering aan. Het Gewest heeft nu ook de instrumenten om daar als gewest gecoördineerd werk van te maken.


Om te eindigen waar ik begonnen ben: ik ben een ket van deze stad. Ik heb de laatste jaren de stad zien groeien. Er leeft heel wat in de wijken. Het aanhoudende pessimisme dat ik in de media hoor over ons gewest, voel ik niet in het dagelijks leven. Niet dat alles goed gaat, maar ik zie veel optimisme en trots op onze stad. En ik zie een voluntaristisch beleid op vele niveaus waar stedelijke problemen één voor één worden aangepakt.


Khadija Zamouri:

Mijnheer de voorzitter,

Excellenties,

Beste collega’s,

Collega Stefan Cornelis heeft namens de fractie al benadrukt hoe wij het gevoerde beleid graag steunen: een beleid dat stedelijke problemen aanpakt los van eindeloze ideologische discussies, maar vooral door een mix van concrete maatregelen. Een mix inderdaad.

Ook op het vlak van huisvesting is dit het geval. We kunnen er niet om heen dat dit een pijnpunt is: zowel voor de aller zwaksten die met moeite een betaalbare en zelfs fatsoenlijke woning vinden op de huurmarkt, als voor de ontkiemende middenklasse die in Brussel wil blijven maar moeilijk betaalbare woningen kan kopen. Dit is in België en internationaal één van de grootste stedelijke uitdagingen.


Het gewest zet haar beleid verder inzake sociale huisvesting. Maar gelijktijdig hebben we ingezet op de uitbouw van de sociale verhuurkantoren, onder andere door de vrijstelling op de onroerende voorheffing. Dit is zeker een piste waar we verder willen in gaan. Hoe kunnen we de privéhuurmarkt opentrekken en betaalbaarder en kwalitatiever maken. Dit is een debat even belangrijk als de verdere uitbouw en beheer van het publieke sociale woningpark.


We hebben het afgelopen jaar inderdaad een goed parlementair debat gehad over de aanpassing van de huisvestingcode. Een goed debat: we hebben het evenwicht weten te bewaren tussen de belangen van de huurders en die van de eigenaars en verhuurders. Dat evenwicht is een wederzijds belang. Zonder verhuurders, geen huurders uiteraard.


Mijnheer de minister-president u zal me niet kwalijk neem dat ik ook even extra aandacht leg op de eigendomsverwerving, niet enkel voor de hoger inkomens. Niet enkel over de middeninkomens. Elk jaar verwerven tegen de 1000 Brusselse gezinnen een woning via een lening bij het Brussels Woningsfonds. De verlaging van de registratierechten, vrijstelling op de eerste 175.000 euro, is voor dit doelpubliek een serieuze stimulans. Op een legislatuur helpen we zo tegen de 5000 Brusselse gezinnen met een laag inkomen, aan een eigen woning die ze kunnen doorgeven aan hun kinderen. In 9 op de 10 gevallen gaat het om gezinnen die deze lening niet zouden bekomen hebben bij een klassieke bank. Dit is ook sociale huisvesting, maar van een andere aard die ik graag even in de kijker zet.


Mijnheer de minister-president, ik ben ook aangenaam verrast over de vele aandacht dat u aan onderwijs hebt gehecht in deze beleidsverklaring. Onderwijs, blijft voor mijn fractie dé prioriteit. Onze jongeren moeten maximale kansen krijgen om zich volledig te kunnen ontplooien. Daarom kunnen we niet genoeg investeren inkwalitatief en meertalig onderwijs als motor voor het bestrijden van kansarmoede. Onderwijs is de grootste uitdaging en vergt een veelvoudige inspanning. In eerste instantie van beide gemeenschappen en beide gemeenschapscommissies, maar ook van de gemeenten en de andere netten en onrechtreeks en vooral aanvullend of omkaderend vanuit het gewest. Het gewest kan ook nog een tandje bijsteken om de uitvoering van projecten te faciliteren en versnellen.  Het Brussels Gewest steekt ook projectmatig  en aanvullend op de gemeenschappen en gemeenschapscommissies, een handje toe in de belangrijke strijd tegen schoolverzuim, waarbij scholen en gespecialiseerde organisaties worden betoelaagd.


Het verheugt me dan ook dat het Gewest zijn verantwoordelijkheden opneemt en via haar 10 wijkcontracten mee investeert in de bredere schoolomgeving. Kleine projecten die de grote investeringen vanuit de gemeenschappen een bijkomende duwtje geven. Daarbovenop krijgen onze Brusselse scholen via het nieuw regionaal stadsvernieuwingsprogramma genaamd “schoolcontract” een echte inbedding in de wijk, waarbij de buurt rond de school veiliger en toegankelijker gemaakt wordt bijvoorbeeld. Onze scholen moeten inderdaad openstaan voor de buurt en de buurt voor de scholen. 


Mijnheer de minister-president,


Ik ben ook blij dat u op de valreep de rol van de OCMW’s hebt aangehaald. De verschillende OCMW’s hebben de voorbije jaren heel wat stedelijke problemen opgevangen: de internationale vluchtelingencrisis is er zeker een van, de dualisering ook. De keerzijde van de stadsvlucht van de middeninkomens is de oververtegenwoordiging van lagere inkomens en sociaal zwakkeren, om tal van redenen in de steden. Brussel telt evenveel OCMW-steuntrekkers voor 1 miljoen inwoners, als heel Vlaanderen voor zes miljoen inwoners. De bijkomende ondersteuning aan de OCMW’s vanuit de GGC was nodig. Belangrijk is ook dat het gewest heeft ingezet op activering door vooral mee te investeren in werkervaring via de “artikel 60” – contracten. Er is een aanzienlijke toename van artikel 60-contracten lokaal met de steun van het gewest.  Ik haal dit voorbeeld aan omdat u terecht opmerkte dat we de voorbije jaren een duidelijke verschuiving hebben gemaakt van stigmatisering van werkzoekenden naar begeleiding en aanreiken van kansen. Het federale beleid inzake veralgemeende GPMI’s of Geïndividualiseerde Projecten voor Maatschappelijke Integratie, die in eerste instantie veel vragen opriep, wordt op die manier een opportuniteit. Een manier om ook deze doelgroep te activeren, effectief te begeleiden.


Ook de aandacht voor sport en vooral sportinfrastructuur springt in het oog. Sport is bij uitstek iets dat Brusselaars verbindt over taal heen. Ook op dit vlak zijn de noden in de wijken groot. De reden waarom ik dit tot slot aanhaal is niet omdat ik zelf een onvoorwaardelijk voetbalfan ben, al word ik wel dagelijks omringt door vele voetbalfans, maar omdat ik sport een mooi voorbeeld vindt van iets dat Brusselaars bindt.  En dit is nodig. Er zijn steden waar het beleid de verschillen benadrukt, de inwoners verdeelt, de polarisatie wordt opgezocht …  en er zijn steden die verbinden, waar de gedeelde toekomst telt en waar het beleid problemen één voor één aanpakt zonder gratuite polemiek. Er worden veel lessen getrokken uit de voorbije verkiezingen, dit is alvast de onze.