Les news

''Beleidsnota 'Cultuur, Jeugd en Sport' schept torenhoge verwachtingen, maar getuigt van een gezonde dosis ambitie''




Op 12 mei 2015 werd in de RVG gedebatteerd over de beleidsnota 'Cultuur, Jeugd en Sport' 2014-2019. Raadslid René Coppens was verheugd over de veelzijdigheid van de nota, maar uitte zich niettemin kritisch over het nijpende tekort aan sportinfrastructuur, de ambigue werking van de Paspartoe, het personeelsbeleid in de gemeenschapscentra en het uitblijven van een coherent vrijwilligersbeleid.

Vooreerst wens ik het bevoegde Collegelid en zijn kabinetsmedewerkers te feliciteren met deze kernachtige doch veelzijdige, evenwichtige en goed gestructureerde beleidsnota. Het is zonneklaar dat het Collegelid spreekt met kennis van zaken en zich als geen ander bewust is van de complexe en heterogene realiteit van de grootstedelijke context waarbinnen hij functioneert. Mijn eerste opmerking is algemeen van aard en geldt eigenlijk voor alle beleidsnota’s die in de Raad van de VGC worden neergelegd. Wat ik immers betreur is dat de keuzes die worden gemaakt vaak niet worden geconcretiseerd en dat de richting die wordt ingeslagen onvoldoende wordt verantwoord. Ik druk de hoop uit dat de Collegeleden hier in de toekomst misschien iets meer rekening mee kunnen houden.

Aangezien de nota ruime aandacht besteedt aan het beleid ten aanzien van de infrastructuur en het verenigingsleven, zullen mijn vragen en opmerkingen vandaag dan ook vooral die specifieke kwesties aansnijden. Ik zal echter niet nalaten mijn licht te laten schijnen over andere aspecten die in de nota aan bod komen.

Het belang van cultuur, jeugdwerking en sport voor de maatschappij in haar geheel en het individu in het bijzonder staat buiten kijf. Ik ben dan ook verheugd dat u zich ten volle inzet om te voldoen aan de materiële voorwaarden die essentieel zijn voor een performante jeugdwerking en het optimaal beleven en beoefenen van cultuur en sport. Daarbij heeft u niet enkel oog voor vernieuwing en renovatie, maar ziet u ook toe op duurzaamheid, energiezuinigheid en toegankelijkheid. Wat dat laatste betreft, focust de nota terecht op de kindvriendelijkheid van de infrastructuur, maar bleef ik wat op mijn honger zitten aangaande de gebruiksvriendelijkheid ten overstaan van mindervaliden en ouderen.

Wat de gemeenschapscentra betreft, voorziet u een globaal budget in functie van de behoeften voor veiligheid, comfort, energiezuinigheid en het behoud van centra die nodig gerenoveerd dienen te worden. Kan het Collegelid hierover enige uitleg verschaffen? Hoe groot is de vraag? In welke gemeenschapscentra is de nood het hoogst? Welke projecten zullen worden beschouwd als prioritair? Wanneer kan u de details omtrent het budget en de timing van de werkzaamheden bekendmaken? Los daarvan heb ik in de nota spijtig genoeg niets teruggevonden over het personeelsbeleid aangaande de gemeenschapscentra.

Voorts erkent het geachte Collegelid het nijpende tekort aan zwembaden en omnisportzalen in het Brussels Gewest. In dat verband herinner ik graag nog eens aan hetgeen ik vorige maand in de Commissie Cultuur heb voorgesteld naar aanleiding van de projectoproep van de Vlaamse Regering, die 10 miljoen euro investeert in kwaliteitsvolle zwembadinfrastructuur. De VGC zou namelijk de krachten moeten kunnen bundelen om een gezamenlijke aanvraag in te dienen die ertoe strekt om in het noorden of het noordwesten van Brussel een Bloso-zwembad te plaatsen of, concreter, een zwembad gekoppeld aan een Vlaamse instelling zoals het UZ Brussel in Jette. Dit naar analogie met Adeps in Anderlecht.

Brussel telt maar liefst 800 door de VGC erkende cultuur-, jeugd- en sportverenigingen. Aangaande de jeugdverenigingen voorziet het Collegelid in “aanpassingen aan de regelgeving die in het teken zullen staan van duidelijkheid en eenvoud”. Dergelijke maatregelen zijn in eenieders belang en juichen wij dus zeker toe, maar kunnen deze plannen nu reeds wat nader worden toegelicht?

Wat uw vrijwilligersbeleid betreft, haalt u in uw nota jammer genoeg enkel en alleen de gemeenschapscentra aan. Dat is, mijns inziens, een gemiste kans. De nood aan een gecoördineerd en coherent vrijwilligersbeleid is in de culturele wereld, het jeugdwerk en de sport acuter dan ooit. Vrijwilligerswerk verdient een betere ondersteuning van overheidswege en de bureaucratisering ervan moet dringend afgeremd en afgebouwd worden.


Beste collega’s,

Cultuur, in de traditionele zin van het woord, houdt de samenleving een spiegel voor. Zij hunkert naar schoonheid, zorgt voor zelfontplooiing en werkt emancipatorisch. Zij brengt verdraagzaamheid teweeg en verhoogt de leefbaarheid in de stad. Daarover zijn we het eens. Ik kan er echter niet genoeg voor pleiten om de muren van regels en betutteling zoveel mogelijk te slopen. Creativiteit laat zich niet onderwerpen en participatie kan nooit afdwingbaar zijn. Mijn partij is – zoals u wel weet – geen grote voorstander van de Paspartoe, die in 2014 de cultuurwaardebonnen verving. Wij zijn dan ook razend benieuwd naar wat uit de evaluatie van het project zal blijken. Het is alleszins noodzakelijk dat de administratieve lasten die de Paspartoe met zich meebrengt tot een absoluut minimum moeten herleid worden.

Ter afronding vind ik het jammer dat u met geen woord rept over de promotie en communicatie van het vrijetijdsaanbod van de VGC. Met het welbekende adagium mens sana in corpore sano trap ik een open deur ik. Nochtans kan het belang van sport voor mens en samenleving niet genoeg benadrukt worden. Daarom is bij de VGC de belangrijke taak weggelegd om Brusselaars te stimuleren om op regelmatige basis en zo lang mogelijk aan lichaamsbeweging te doen, bij voorkeur in een Nederlandstalig kader. Doeltreffende communicatie en sportpromotie is in dat verband essentieel. De bevolking zou, meer dan vandaag het geval is, via verschillende kanalen (met inbegrip van de sociale media) moeten worden geïnformeerd over de diverse initiatieven inzake cultuur, jeugd en sport en de communicatie van de VGC dient bovendien doel(groep)gericht te gebeuren.


Geacht Collegelid,

Uw beleidsnota schept hoge verwachtingen, maar getuigt evenzeer van een heldere kijk op de dingen en een gezonde dosis ambitie. De kern van uw beleidsnota is loyale samenwerking en constructieve dialoog. Concrete stappen zullen worden gezet in samenspraak met andere relevante beleidsorganen en beleidsniveaus, de actoren op het terrein en - niet te vergeten - de gebruikers en consumenten. Door alle belanghebbenden te consulteren, stemt u uw beleid af op lokale en regionale noden, verhoogt u het maatschappelijk draagvlak en dus allicht ook de participatiegraad. Echter, het is mij niet altijd even duidelijk waartoe die samenwerking exact zal leiden. Zo stel ik mij de vraag hoe de samenwerking met de Cocof er zal uitzien. Ik eindig optimistisch en hoopvol met een citaat van de succesvolle Amerikaanse industrieel Henry Ford: “Bij elkaar komen is een begin, bij elkaar blijven is vooruitgang, met elkaar samenwerken is succes.” Mijn steun heeft u alvast, mijnheer het Collegelid.