Les news

René Coppens over de erkenning van Brusselse sociaal-culturele verenigingen




In de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie werd het Collegelid bevoegd voor Cultuur ondervraagd over de erkenning van de Brusselse sociaal-culturele verenigingen. Het aantal verenigingen groeit gestaag, maar het budget is nauwelijks gestegen. René Coppens vreest voor de goede werking van de verenigingen als men het beperkte budget maar gedurig aan blijft versnipperen.

De sociaal-culturele verenigingen hier in het Brusselse liggen ons allemaal nauw aan het hart. Het verenigingsleven is immers één van de hoekstenen van de grootstedelijke samenleving. Dat verenigingen al maandenlang wachten op hun erkenning en dus niet weten waar ze aan toe zijn, brengt onrust en frustratie teweeg.

De erkenning en subsidiëring van sociaal-culturele verenigingen wordt geregeld door de verordening van 29 november 2012 en het collegebesluit van 20 november 2014. Het reglement onderscheidt lokale, bovenlokale en regionale verenigingen, onderverdeeld in vier categorieën: de sociaal-culturele verenigingen, verenigingen van amateurkunsten, seniorenverenigingen en etnisch-culturele verenigingen.

Het staat alleszins als een paal boven water dat er meer en meer verenigingen worden opgericht en door de VGC worden erkend. Er is een wildgroei, durf ik zelfs stellen. Ze schieten als paddenstoelen uit de grond. Het is echter niet altijd duidelijk hoe die culturele verenigingen omgaan met het Nederlands en wat hun precieze band is met de VGC. Een erkenning krijgen van de VGC betekent in de praktijk vaak ‘gekend zijn door de gemeenschapscentra’. En die criteria stellen niet altijd veel voor. 

De laatste jaren heeft er zich een onevenredigheid voorgedaan tussen het aantal erkende verenigingen en het beschikbare budget. Het aantal erkende verenigingen is gestaag toegenomen, maar het budget is nauwelijks gestegen. Ik vroeg het bevoegde Collegelid daarom op welke manier hij zijn beleid daarop zal toespitsen en wat zijn structurele visie op deze problematiek is. Men kan het beschikbare budget immers niet blijven versnipperen onder de vele verenigingen die hoe langer hoe meer in aantal toenemen. Om te vermijden dat de werking van de klassieke sociaal-culturele verenigingen onder druk komt te staan, zal men het kaf van het koren moeten scheiden.

Ik betreur dat de beleidsnota ‘Cultuur, Jeugd en Sport’ weinig aandacht besteedt aan de sociaal-culturele verenigingen. Het Collegelid vermeldt er wel in dat hij in dialoog zal treden met de sociaal-culturele verenigingen om tot een nieuw beleidskader te komen. Dat zal ik met veel aandacht verder blijven opvolgen.

We moeten waakzaam blijven dat de verenigingen, ondanks de regels waaraan zij moeten voldoen om erkend te worden, de vrijheid blijven behouden om zich inhoudelijk te ontplooien en ongedwongen hun doelstellingen kunnen realiseren. Het is aan het Collegelid om het sociaal-culturele verenigingsleven zoveel mogelijk stabiliteit en continuïteit te garanderen.