Nieuws

Strijd tegen de informele economie



    Mondelinge vraag van mevrouw Els Ampe aan de heer Benoît Cerexhe,  Brussels Minister
    belast met Tewerkstelling en Economie over de strijd tegen de informele economie in Brussel

    Het Brussels Gewest is een heel dynamische en ondernemingsgezinde regio. Op elke hoek van de straat is er wel een handelszaak aanwezig, maar de kans is klein dat een zaak enkele jaren later nog steeds dezelfde eigenaar zal hebben.

    Ondanks al deze economische bedrijvigheid, kent het Brussels Gewest een zeer hoog aantal faillissementen. Enkele oorzaken zijn een gebrekkige kennis van de markt, geen voeling met de formele economie, weinig differentiatie in het aanbod en te weinig kennis van de wetgeving.

    Maar daarnaast zijn er teveel bedrijfjes en handelszaken die in de grijze zone van zwartwerk en informele economie actief zijn. Daardoor krijgen handelaars die zich wél aan de regels houden het gevoel dat ze benadeeld worden en met oneerlijke concurrentie te maken hebben. Een ander gevolg van zwartwerk is dat we in Brussel een vertekend beeld van armoede krijgen. Zwartwerkers krijgen dikwijls een uitkering, ook al gaan ze werken. Dit soort van misbruik van uitkeringen en sociale fraude is  ontoelaatbaar en wordt maatschappelijk niet aanvaard.

    Nochtans zou men bvb binnen het systeem van duurzame wijkcontracten ook aandacht kunnen besteden aan het ontwikkelen van een duurzame lokale economie, waar de handelaars de wetgeving respecteren, kennis hebben van de marktwerking en rekening houden met het reeds aanwezige aanbod. De duurzame wijkcontracten bieden daarnaast ook het voordeel dat er binnen een duidelijk afgebakende zone kan gewerkt worden.

    Een bloeiende handelskern is trouwens ook een bron van lokale werkgelegenheid voor de laaggeschoolde Brusselaars. Volgens het Brusselse Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling  werken er zo’n 100.000, veelal laaggeschoolde, werknemers in de Brusselse detailhandel.  Het maatschappelijk en economisch belang van de lokale handelaars mag dus niet onderschat worden. Integendeel, we pleiten ervoor dat ze moeten gesteund worden in hun onderneming zodat ze weerbaarder worden, kunnen groeien en een duurzame bron van tewerkstelling zijn.

    Dit kan echter op voorwaarde dat ze een goede sturing krijgen en dat er een stok achter de deur komt voor hen die zich niet in regel willen stellen met de regelgeving. Oneerlijke concurrentie is de doodsteek voor handelaars die zich wel aan alle voorschriften houden.

    Het regeerakkoord verwijst trouwens specifiek naar de strijd tegen zwartwerk: “De samenwerking tussen besturen en met de gerechtelijke overheid zal worden versterkt in het kader van de strijd tegen zwartwerk. De middelen van de gewestelijke sociale inspectie zullen worden versterkt.”

    Vragen:
    -    Hoeveel inspecties zijn er reeds geweest? Is dit een verhoging in vergelijking met de vorige jaren? Over welke  inspecties gaat het hier?
    -    Verlopen de inspecties volgens een bepaalde wijk of buurt, of wordt er per sector gewerkt?
    -    Wat zijn de meest voorkomende overtredingen?
    -    Hoe verloopt de samenwerking tussen de besturen en de gerechtelijke overheid?
    -    Welke bijkomende middelen hebben de gewestelijke sociale inspecties gekregen?
    -    Wordt er in de lopende wijkcontracten ook gewerkt aan het bestrijden van grijze en zwarte economie? Wordt hiervoor samengewerkt met federale en gewestelijke inspecties?

    Els Ampe
    9 november 2011